top of page

Hospice-medewerkster Eveline Mink: “Dit werk verruimt mijn blik op het leven.”


Over de dood denken we liever niet teveel na. Dat het begeleiden van mensen in hun ‘laatste levensfase’ ook heel mooi kan zijn, weten de mensen van het hospice. “Ik zou het iedereen gunnen op deze manier afscheid te nemen van het leven.”

Eveline Mink (61), sinds 2010 vrijwilliger bij hospice De Vier Vogels in Rotterdam, vertelt wat het werk voor haar betekent. Ik heb altijd in het onderwijs gewerkt. Toen mijn partner ziek werd heb ik verlof genomen om hem te verzorgen. Dat was natuurlijk niet altijd makkelijk, maar het ging me eigenlijk best goed af. Het was voor het eerst dat ik bij zoiets betrokken was; dat iemand terminaal ziek wordt en overlijdt. Bij mijn beide ouders heb ik dat niet op deze manier meegemaakt. Toen het tijd was om weer aan het werk te gaan, was voor mij duidelijk dat ik niet meer terug wilde in het onderwijs. Ik ben zo’n 20 jaar adjunct-directeur geweest en dat wilde ik niet meer, met de toegenomen administratie, vele toetsen en regeltjes. Terug voor de klas was ook lastig: ik was er al zo lang uit. Ik was me dus aan het bezinnen op een andere richting. Gek genoeg had ik het met de begrafenisondernemer hier destijds ook over gehad, zij had zelfs gezegd dat ik haar erg geschikt leek voor de uitvaartbranche. Die opmerking is altijd in mijn hoofd blijven zitten.

Open dag

Precies twee jaar na het overlijden van mijn partner was er een open dag bij een crematorium in de buurt. Op een zonnige zaterdagmorgen heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben ik, zonder er iemand iets over te vertellen, gaan kijken. Als het niks voor me was, ging ik gewoon weer naar huis, vertelde ik mezelf. Eenmaal daar kreeg ik een rondleiding en raakte ik in gesprek met vertegenwoordigers van allerlei uitvaartondernemingen. Ze waren allemaal strak in het pak, hadden allemaal zo’n beetje dezelfde uitstraling. Dat sprak mij niet zo aan. Er bleek ook een medewerkster van het hospice aanwezig te zijn. Haar uitstraling was veel informeler, ik voelde me er direct bij op mijn gemak. Ik heb me direct de volgende week aangemeld bij het hospice en ben een inwerktraject begonnen. Nu, bijna zes jaar later, draai ik mijn diensten nog steeds met veel plezier.

Wat kom je halen, wat kom je brengen?

“Wat kom je halen, wat kom je brengen?” Het was de eerste vraag die ik kreeg tijdens mijn ‘sollicitatiegesprek’. Wat ik precies heb gezegd weet ik niet meer, maar waar het op neerkwam weet ik nog wel: ik vertelde over mijn partner en zijn ziekbed, en dat ik had gemerkt nog niet ‘in’ de dood te willen werken, maar wel vóór de dood iets voor mensen te willen betekenen. Dankzij mijn onderwijsachtergrond heb ik ervaring met veel verschillende mensen en culturen. Dat maakt dat ik in staat ben me open te stellen voor de bewoners, zonder te oordelen. Wat ik hoopte te vinden bij De Vier Vogels was meer inzicht in hoe het stervensproces in zijn werk gaat: ik wilde meemaken hoe verschillende mensen daarmee omgaan.

Leren loslaten

Vroeger dacht ik nooit na over de dood, maar sinds het overlijden van mijn partner kwam er meer ruimte om ook die kant van het leven te bekijken. Ik draag het hospice een zeer warm hart toe en vind het belangrijk dat er plekken zijn zoals dit, waar mensen ondersteund worden in deze vaak moeilijke periode van hun leven. Daarnaast leer ik hier dingen die mijn dagelijks leven verrijken. Doordat je leert je eigen problemen buiten beschouwing te laten wanneer je bij de bewoners bent, leer je beter luisteren. Daar word je als mens sterker door. Je leert ook beter loslaten; het is echt noodzakelijk het werk af te sluiten wanneer je de deur achter je dichttrekt, niet té betrokken te raken. Juist daarom kan ik me helemaal openstellen voor de bewoners wanneer ik er wel ben. Je leert rustig te blijven, ook in hectische situaties. Zo’n ‘stapje terugdoen’ vind ik ook in het dagelijks leven lastig, maar dankzij dit werk word ik er steeds beter in. Door anderen te helpen verander jijzelf ook. De omgang met de mensen in het hospice verruimt mijn blik op het leven.

Laatste levensfase

De dood, de laatste levensfase, heeft iets heel bijzonders. Iedereen beleeft deze periode anders en je maakt die persoonlijke keuzes van dichtbij mee in het hospice. Zo zijn er mensen die veel contact willen en hele verhalen vertellen, terwijl anderen zich terugtrekken. Natuurlijk zijn er ook bewoners die worstelen met het idee te gaan sterven. Angst, ontkenning. Het is soms best lastig wanneer je een nieuwe bewoner en zijn of haar omgeving ontvangt. Vooral familieleden kunnen dingen zeggen als: “Nu je hier bent, ga je goed uitrusten en heel goed eten, dan word je weer beter”. Terwijl iedereen die hier komt eigenlijk weet dat je hier niet meer weggaat. Het is heel confronterend wanneer de dokter met die boodschap komt, maar het dwingt je ook om na te denken over wezenlijke dingen. Bij mij en mijn partner was dat zo: je gaat praten over ‘wat nu’: hoe geef je de tijd die je nog rest vorm? Wil je stil samenzijn en elkaars hand vasthouden, of wil je allerlei dingen ondernemen? Het draait om de vraag waar wij als hospice voor staan: hoe kun je het hier en nu nog zo aangenaam mogelijk maken?

De grote vragen

Ik ben zelf niet gelovig, maar sommige bewoners hier zijn dat wel. Dan vraag ik bijvoorbeeld of een collega met ze wil bidden. Als mensen met veel woede of angst zitten, kunnen wij ze in contact brengen met een geestelijk verzorger of psycholoog. De verpleegkundigen kunnen daarin meer betekenen dan wij: zij kunnen rustgevende medicatie voorstellen of ingaan op medische vragen. Soms geeft het iemand namelijk al veel rust om te weten dat ze in elk geval goed zullen kunnen slapen. Wat wij als vrijwilligers natuurlijk wel kunnen, is tijd met de bewoners doorbrengen. We geven geen advies, maar dat hoeft ook niet. “Waarom ik?”, “Wat is er na de dood?” – op de grote vragen hebben ook wij de antwoorden niet. Veel bewoners begrijpen dat gelukkig.

Rust en aandacht

Onze aanwezigheid is vaak een grote steun voor de bewoner en zijn of haar omgeving. De familie laat ons na het overlijden van een bewoner vaak weten hoezeer ze de geborgenheid en aandacht die wij bieden waarderen. Bij de bewoners zie ik het ook. Een blik, of wanneer iemand even in je hand knijpt: dan voel je wat jouw inzet voor iemand betekent. Ik zou het iedereen gunnen op deze manier afscheid te nemen van het leven.

Houvast

Ik denk dat je de dood voelt aankomen wanneer je zo ziek bent. Dat je weet wanneer en hoe je gaat overlijden, al is dat soms onbewust. Het kan natuurlijk een projectie van mijn eigen gevoelens zijn, maar toch. Bij plotseling overlijden is het natuurlijk anders, maar in een hospice zijn mensen vaak gewoon ‘op’. Eraan toe om los te laten. Dat ‘weten’ geeft mij een sterk gevoel, het is een soort houvast. Iets van: “Je hoeft niet bang te zijn”.

Maatje

Wanneer je hier komt werken wordt je gekoppeld aan een ‘maatje’, met wie je in het begin je diensten draait en met wie je kunt praten over je ervaringen. Dat contact wordt ook erg gestimuleerd. Zeker in begin moet je leren omgaan met de emoties en ervaringen die op je af komen. Een van mijn maatjes had laatst voor het eerst een overlijden meegemaakt. Dan bel ik ’s avonds toch even, om te weten of hij er nog over wil praten. Dat soort dingen heb je nodig om dit werk aan te kunnen.

Geen rouwproces

Er werken hier veel vrijwilligers met een achtergrond in het onderwijs of de zorg. Het zijn vaak maatschappelijk betrokken mensen. Er zijn ook veel 50-plussers. Er komen soms jongere mensen, maar die blijven vaak niet zo lang omdat ze hier ervaring opdoen voordat ze aan een opleiding of baan beginnen. We krijgen ook studenten SPW of verpleegkunde over de vloer: er komt steeds meer aandacht voor terminale zorg in de maatschappij, en dus ook binnen de opleidingen. Je merkt wel dat de dood door jongere mensen vaak nog als ‘eng’ wordt ervaren. Ze willen de zorg in, maar met dit deel van het leven hebben ze liever niet teveel te maken.

Veel vrijwilligers hebben het overlijden van een dierbare van dichtbij meegemaakt, maar dit werk kan het rouwproces niet vervangen. Je kunt meevoelen met bewoners – als hier een zoon of een broer van een bewoner bij de kist staat te huilen schiet ik ook vol – maar je mag je eigen verdriet niet gaan projecteren op de mensen. Het werk kan je wel helpen. Er heeft hier een jonge vrijwilliger gewerkt van wie beide ouders lange tijd ernstig ziek waren en de moeder overleed. Voor dat meisje was het goed om een aantal jaar voor de bewoners hier te zorgen, omdat zij daar bij haar ouders nooit de kans voor heeft gehad. Het was een soort verwerkingsproces. Na die paar jaar was het ook goed, ze is toen iets heel anders gaan doen.

Handen aan het bed

Ik kan vanwege blessures tegenwoordig wat minder ‘handen aan het bed’- taken vervullen, zoals wij dat noemen, terwijl ik dat werk juist zo leuk vind. Gelukkig kan ik nog steeds veel betekenen voor de bewoners en het hospice. Zo help ik ook mee met de administratie en organiseer ik de maandelijkse boodschappenronde. Andere vrijwilligers verzorgen naast hun werk met de bewoners bijvoorbeeld de bloemen in het huis, of repareren dingen. Ik heb gemerkt dat de meeste vrijwillige krachten hier zo’n 7, 8 jaar blijven. Misschien geldt dat ook voor mij. Wat ik hierna zou willen doen weet ik nog niet: ik heb eerder voor een hoogbejaarde dame gezorgd, dat vond ik erg leuk. Ik sluit ook niet uit dat ik iets heel anders ga doen, vrijwilligerswerk in de dierentuin bijvoorbeeld. Er komt vast wel weer iets op mijn pad. Maar voorlopig ben ik hier nog niet weg!

© Foto's: Erik Post, Jan Kok


bottom of page